Home Nieuws In gesprek met jongeren over de energietransitie

In gesprek met jongeren over de energietransitie

Achtergrond

Hoe kunnen jongeren de energietransitie versnellen? Wat is de rol van landen als China en Amerika? En waarom lijkt het allemaal zo lang te duren? Dit jaar heeft EBN een speciale editie van de infographic ‘Energie in Cijfers’ voor jongeren uitgebracht. Dit leverde interessante vragen op van jongeren en input voor een goed gesprek. Zowel in de klas, als thuis, aan de keukentafel.

Om het gesprek over de energietransitie te stimuleren, publiceert Energie Beheer Nederland (EBN) elk jaar de infographic ‘Energie in Cijfers’. Dit jaar kwam EBN met een speciale variant hiervan, gericht op jongeren. Deze versie kan gebruikt worden in de klas of als gespreksstarter voor het gesprek tussen jongeren en hun ouders. Maar hoe kijken jongeren zelf eigenlijk naar de energietransitie en welke vragen roept deze infographic bij hen op?

Docenten inventariseerden de veelgestelde vragen en we vroegen experts van EBN om een voorzet voor een antwoord te geven. Als input voor docenten maar ook handig voor het gesprek thuis, aan de keukentafel, over de energietransitie.

1. Hoe zijn jullie van plan om het doel voor 2050 te behalen?

De EU heeft als doel om in 2050 geen extra CO2 meer uit te stoten. Dit is een complexe uitdaging waarbij het belangrijk is dat iedereen bijdraagt. De industrie moet omschakelen naar duurzame processen, huishoudens moeten zonnepanelen gebruiken en energie besparen door isolatie, terwijl overheden met regels en subsidies moeten zorgen dat ook iedereen mee kan doen aan de energietransitie. Dit is niet alleen belangrijk voor mens en natuur, maar biedt ook financiële voordelen. Denk aan goedkope elektriciteit dankzij zonnepanelen. De oplossingen voor de luchtvaart en verduurzaming van de olie-industrie vormen wel een uitdaging. Er is op deze gebieden nog veel innovatie nodig.

2. Waarom duurt dit zo lang? En hoe kunnen jongeren helpen dit te versnellen?

Het proces verloopt traag, omdat afspraken en regels wereldwijd moeten worden gemaakt. Als deze niet wereldwijd worden gesloten, aarzelen veel landen om alleen te investeren, uit angst voor mogelijk geringe resultaten. Daarom is samenwerking binnen de EU en het sluiten van overeenkomsten met de rest van de wereld van cruciaal belang. Het Parijs-akkoord uit 2015 is een goed voorbeeld, maar er is een grote behoefte aan veel meer internationale overeenkomsten.

Jongeren hebben meer invloed dan ze denken. In hun dagelijks leven kunnen ze ook bijdragen aan het versnellen van veranderingen. Bijvoorbeeld door minder nieuwe spullen te kopen. Dit vermindert het gebruik van bijvoorbeeld olie (een grondstof voor plastic) en energie. Ook kiezen voor plantaardig voedsel heeft veel voordelen. Het zorgt direct voor vermindering van CO2-uitstoot, beïnvloedt vrienden om ook duurzamere keuzes te maken en stimuleert bedrijven om te investeren in duurzame oplossingen door de groeiende vraag naar plantaardig voedsel. Hierdoor worden die producten uiteindelijk beter en goedkoper.

3. Wat zijn de grote uitdagingen en obstakels in de energietransitie, en hoe kunnen we deze overwinnen?

Een van de grootste uitdagingen ligt in de voorzichtigheid van bedrijven om te investeren in verduurzaming. Deze voorzichtigheid kan voortkomen uit zorgen over hoge kosten en concurrentie met andere bedrijven. Een Nederlandse plasticproducent kan twijfelen aan grote investeringen in duurzame plastics uit angst dat klanten toch goedkopere plastics blijven kopen van andere producenten. De overheid kan dit probleem aanpakken met regelgeving, zoals het CO2-emissiehandelssysteem (ETS) binnen de EU. Een bedrijf moet emissierechten aankopen om CO2 te mogen uitstoten. Wanneer een bedrijf processen aanpast, bijvoorbeeld door over te stappen van gas naar elektriciteit, heeft het minder emissierechten nodig. Dit zorgt voor kostenbesparingen en maakt investeringen in duurzaamheid aantrekkelijker. Dit is maar een deel van de oplossing. Het is ook belangrijk dat consumenten proberen om zuiniger met energie om te gaan, minder te vliegen en minder vlees en zuivelproducten te consumeren.

4. Gaat het wel snel genoeg om ernstige klimaatverandering te voorkomen?

Dit is een lastige vraag en we begrijpen goed dat jongeren zich hier zorgen over maken. Het is goed om te beseffen dat iedere 0,1 graad minder opwarming al positieve effecten heeft. Het is nu ongeveer 1,2 graden warmer op aarde dan een eeuw geleden. In 1990 werd een opwarming van 0,2 tot 0,5 graden per decennium voorspeld. Daarmee werd een opwarming van 4,2 graden rond het jaar 2100 verwacht. Gelukkig zijn er sindsdien maatregelen genomen, waardoor voor 2100 de verwachte opwarming 2,4 graden is. Het is zeker mogelijk om dit verder te verlagen door doelgericht actie te ondernemen. Wereldwijd zien we vooruitgang in de juiste richting, maar we moeten ons realiseren dat een opwarming van 2,4 graden tegen het einde van de eeuw aanzienlijke gevolgen heeft voor mens, dier en planeet. Deze uitdagingen kunnen we aanpakken met maatregelen. Die benadering staat bekend als klimaatadaptie. Dan gaat het bijvoorbeeld over verhoging van dijken en vergroening van stedelijke gebieden om hitte te verminderen en water op te vangen.

5. Nederland is maar een klein land. Hoe pakken grote landen, zoals Amerika en China, de energietransitie aan en wat zouden ze nog meer kunnen doen?

Amerika neemt stappen richting duurzame energie door middel van een reeks maatregelen, de Inflation Reduction Act. Maar er is nog een lange weg te gaan. Op dit moment komt slechts 20% van de elektriciteit uit duurzame bronnen, zoals wind en zon. Daarom valt er veel winst te behalen door meer zonnepanelen en windmolens te bouwen, minder benzine en diesel te gebruiken, en huizen beter te isoleren zodat de verwarming minder hoog hoeft. Een oplossing die direct toepasbaar is voor iedereen, inclusief Amerikanen, is een meer plantaardig dieet. De uitstoot van de veeteelt is wereldwijd ongeveer 10%.

China heeft zich voorgenomen om tegen 2060 geen extra CO2 meer uit te stoten. Het land produceert zonnepanelen en windmolens voor de hele wereld en investeert zelf ook in groene energie. Tegelijkertijd stoot China flinke hoeveelheden CO2 uit. Om dit te verminderen, zou het helpen om snel te stoppen met de opwek van elektriciteit uit kolen. Deze elektriciteit stoot veel meer CO2 uit dan elektriciteit opgewekt uit gas of duurzame bronnen. Bovendien zou in Azië de productie van plastic duurzamer kunnen door meer hergebruik. Hierdoor neemt ook de vraag naar olie af.