Home Nieuws ‘Putten slaan en bruggen bouwen’

‘Putten slaan en bruggen bouwen’

Foto van Janine Verweij en Herman Exalto
Achtergrond

In gesprek over de impact van aardwarmte op de energietransitie en het versnellingstraject gebouwde omgeving.

De huidige stand van zaken in Nederland: 24 locaties, 31 projecten en nog zo’n 70 in de pijplijn. Met die cijfers kun je stellen dat geothermie in Nederland op doorbreken staat. Herman Exalto stelt een ambitieus doel: 200 projecten in 2030. Maar dat gaat niet vanzelf. Wetgeving, subsidieregelingen, draagvlak: er is op veel vlakken werk aan de winkel om de belofte van geothermie waar te maken. EBN en GNL zijn – zo stellen Herman Exalto en Janine Verweij – partners die elkaar kunnen versterken. Met dat ene verbindende doel: aardwarmte als cruciale factor in de transitie naar een duurzame en gasloze energietoekomst. Een belangrijke stap werd in 2021 gezet met het versnellingstraject voor geothermie in de gebouwde omgeving.

Herman Exalto is manager thema geothermie bij EBN. Janine Verweij is directeur van branchevereniging Geothermie Nederland (GNL). Ze gaan in gesprek over de impact van aardwarmte op de energietransitie in Nederland en het versnellingstraject gebouwde omgeving in het bijzonder.

Waarom is geothermie zo onmisbaar voor de energietransitie?

Herman:
“Warmte is de grote energievrager in Nederland. Niet elektriciteit, zoals veel mensen denken. Zo’n veertig procent van het energieverbruik zit in warmte. Dat wordt nog bijna uitsluitend met aardgas ingevuld. Geothermie kan echt het verschil maken, want zoveel alternatieven zijn er niet. Warmtepompen zijn vooral een optie in goed geïsoleerde nieuwbouw, maar minder in gebouwen van voor 2000. Aardwarmte, met zijn water van 70 tot 80 graden, is uitermate geschikt om oudere gebouwen mee te verwarmen. In de glastuinbouw kan circa vijftig procent van de warmtevraag met geothermie worden ingevuld. In de gebouwde omgeving is dat 25 procent.”

Janine:
“Door de crisis in Oekraïne is onze visie op de energie van de toekomst veranderd. Geothermie zagen we al als duurzaam alternatief voor aardgas, maar vooral lokaal. Lokaal heeft echter een totaal andere betekenis gekregen. Geothermie is dichtbij en zorgt dat we niet afhankelijk zijn van vreemde mogendheden. Het zit onder onze eigen voeten. Lokaal betekent nu ineens: zelf beheersbaar. Dit speelt op wijkniveau. Ik merk dat buurtbewoners niet afhankelijk willen zijn van stormachtige ontwikkelingen op andere energiemarkten.”

Waar staan we met geothermie in Nederland?

Janine:
“Geothermie is een bewezen techniek. Internationaal, maar zeker ook in Nederland. Ik had onlangs nog een gesprek met een buitenlandse partner die Nederland echt als koploperland ziet wanneer het om geothermie gaat. Andere landen kijken naar wat er hier gebeurt.”

Herman:
“Terwijl wij in Nederland zelf vaak denken dat aardwarmte nog in de kinderschoenen staat. Wie in dit wereldje actief is, weet natuurlijk dat dit niet zo is. We boren al zestig jaar in de ondergrond. We hebben een lijst van projecten, maar de condities moeten wel goed worden ingevuld. Door de sector en de overheid. Dat is waar GNL en EBN elkaar vinden. Janine, jij zei dat mooi: ‘We zijn allebei bruggenbouwers’.”

Vorig jaar ging het ‘Versnellingstraject Gebouwde Omgeving’ van start. Waarom is dit zo belangrijk?

Janine:
“De volgende stappen moeten worden gezet in de gebouwde omgeving. Dat kan ook. Een direct gevolg van het ‘Versnellingstraject Geothermie Gebouwde Omgeving’ is dat we veel scherper in beeld hebben gekregen wat op korte termijn rendabele projecten zijn. Overigens vind ik dat er vooral veel overeenkomsten zijn tussen aardwarmte in de glastuinbouw en de gebouwde omgeving. We kunnen ons voordeel doen met ervaringen die in de glastuinbouw zijn opgedaan. Dat loopt uiteen van boortechnieken tot het creëren van draagvlak.”

“We gaan ook meer hybride projecten zien, dus de combinatie van kassen verwarmen en gebouwen verwarmen. Een uitdaging is de financiering in de gebouwde omgeving. Goede subsidieregelingen zijn nog noodzakelijk om te zorgen dat projecten kunnen worden uitgevoerd en dat je een oplossing hebt voor de onrendabele top. Want die is er, zoals bij elke technologie die in ontwikkeling is. Om geothermie in de gebouwde omgeving goed aan de praat te krijgen, moet ook de warmtevraag georganiseerd zijn. De afnemers moeten het commitment geven dat wat je uit de grond haalt ook bij de eindgebruiker terecht komt. En daartussen zit nog het warmtenet. Dat vergt behoorlijke investeringen met ook nog wat politieke discussies rondom warmtenetten.”

Herman:
“Dat heeft ook met wetgeving te maken. Zolang de Wet Collectieve Warmte er nog niet is, blijven investeerders in warmtenetten, zoals Eneco, Vattenvall en HVC terughoudend. Dus hier is de overheid aan zet. Duidelijk is dat we voor een mega-operatie staan. We moeten misschien wel 3 miljoen woningen op aardwarmte aansluiten, waar dat er nu nog 400.000 zijn. Maar het kan wel, kijk maar naar Scandinavië, Parijs en München.”

Er zijn dus nog wat hobbels te nemen. Welke impact kunnen EBN en GNL maken?

Janine:
“In de eerste plaats wil GNL impact hebben door kennisdeling tussen de bedrijven en organisaties die geothermie concreet mogelijk te maken. We stimuleren het maken van industriestandaarden. De standaard ‘Duurzaam Putontwerp’ helpt echt om het boren voorspelbaarder te maken en draagvlak en vertrouwen te creëren. Dat laatste is heel belangrijk. GNL zorgt dat er richting gemeenten een goed verhaal is over geothermie, met een website waar je alles over aardwarmte kunt vinden. We helpen bij omgevingsmanagement: hoe ga je met omwonenden in gesprek over geothermie, hoe neem je onterechte zorgen weg en hoe kun je terechte zorgen adresseren? Daarnaast richten we ons uiteraard op Den Haag. We maken ons onder meer hard voor goede en consistente subsidieregelingen en hebben meegepraat over de nieuwe Mijnbouwwet. Die wet zorgt ervoor dat de vergunningverlening beter zal gaan. Nogmaals, geothermie kan nog niet zonder subsidie, dus dit is erg belangrijk om te kunnen opschalen.”

Herman:
“EBN heeft impact door het ministerie te adviseren. We hebben bijna 30 specialisten op het gebied van geothermie, waar dat bij het ministerie een handvol is. Maar impact willen we ook door verbinding te zoeken met de markt, onder meer door onze contacten met GNL. Daarnaast voeren we het ‘SCAN-programma’ uit waarmee we de Nederlandse ondergrond in kaart brengen. Dat is redelijk uniek in de wereld. Zo’n kaart van de bodem is belangrijk voor de markt om te weten wat de succeskans van projecten is en ook om projecten voorspelbaarder te maken. Tot slot heeft EBN impact door te participeren in geothermieprojecten. Onder de nieuwe Mijnbouwwet zijn we dat zelfs verplicht. Die verplichte deelname heeft niet primair een financieel doel voor de Staat, maar is in de wet gekomen om kennisdeling en kennisvergaring te verankeren.”

Welke impact wil je persoonlijk maken?

Herman:
“Ik wil dat geothermie een mainstreamtoepassing wordt in de energietransitie. Zonder aardwarmte redden we het niet. Onze ambities moeten hoog zijn. Mijn persoonlijke doel is een verveelvoudiging van het aantal projecten in de komende acht jaar.”

Janine:
“Mijn missie is voor onze leden in de bres te staan en de goede dingen voor hen voor elkaar te krijgen, zodat geothermie echt groot kan worden in Nederland. Op een veilige en verantwoorde manier. Tegelijk wil ik dat GNL als een gezaghebbende en vertrouwenwekkende gesprekspartner wordt gezien.”